Grote tekorten in sociale domein moeten fors verminderd worden.
Met meer nadruk op maatwerk en preventie, hoopt de gemeente Aalten de kosten voor de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) en de Jeugdzorg te verlagen. In het Transformatieplan Sociaal Domein, dat burgemeester en wethouders vorige week vaststelden, wordt een lange reeks maatregelen besproken hoe dit wordt aangepakt. In totaal moet er ruim 2,7 miljoen euro structureel ‘omgebogen’ worden om weer uit te komen met het bedrag dat rijksoverheid hiervoor beschikbaar stelt. “Iedereen moet anders gaan denken”, zegt wethouder Joop Wikkerink. “Niet de gedachte ‘waar heb ik recht op’ moet het uitgangspunt zijn, maar ‘wat heb ik nodig” is leidend.”
Dezelfde taken uitvoeren met minder geld
In 2015 werden de gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van de WMO, Jeugdwet en de Participatiewet. Daarvoor kregen zij niet hetzelfde budget dat de rijksoverheid er tot dan toe aan uitgaf, want er moest tegelijkertijd bezuinigd worden. De gedachte was dat de gemeenten de taken efficiënter zou kunnen uitvoeren, waardoor geld kon worden bespaard. Bij de gemeenten waren hierover meteen grote twijfels en vanaf 2015 maakte de praktijk dit al meteen duidelijk. Bij veel gemeenten waren er meteen tekorten. Andere gemeenten konden de tegenvallers nog enige jaren opvangen, omdat er een reserve voor het sociaal domein was ingesteld. Ook in Aalten konden daarmee de tekorten tot en met 2018 worden opgevangen, maar in 2019 kon dat niet meer . Daarom werd bij de begroting 2019 al besloten tot een taakstellende bezuiniging van 385.000 op de WMO en 50.000 op de Jeugdwet. In de jaren daarna zou nog verder bezuinigd moeten worden. Uiteindelijk zou er 750.000 minder aan de WMO en 300.000 minder aan de Jeugdwet uitgegeven moeten worden. Intussen is gebleken dat de tekorten nog veel hoger worden en dat er uiteindelijk 2,7 miljoen euro moet worden bespaard.
‘Iedereen moet anders gaan denken’
Vorig jaar september kondigden B en W al aan dat de manier waarop de ombuigingen gerealiseerd moeten worden nog nader ingevuld worden. Daarover zou gesproken worden met de cliënten en hun organisaties en de verschillende zorgaanbieders. Belangrijk instrument daarbij is de ‘omgekeerde verordening’ voor het sociaal domein, die eind vorig jaar al door de gemeenteraad werd vastgesteld. Niet de mogelijke voorziening, zoals een rolstoel of een ander hulpmiddel, en of de cliënt daar recht op heeft is het uitgangspunt. Het betekent dat de behoefte van de cliënt centraal staat en dat daarvoor de passende oplossing wordt gezocht. “Die aanpak heeft al effect”, zegt wethouder Wikkerink. Gemakkelijk gaat het nog niet, want zowel de houding van de medewerker van de gemeente die het uitvoert, als die van de cliënt die met een vraag komt moet veranderen. “Iedereen moet anders gaan denken. Daarbij zullen de cliënten bereid moeten zijn om het met iets minder te doen.”
‘Wij kunnen niet op alle onderdelen sturen’
Dat geldt met name voor de mensen die een beroep doen op de WMO, terwijl ze bijvoorbeeld hulp in het huishouden ook gemakkelijk zelf kunnen betalen. Of beroep zouden kunnen doen op familie en kennissen, die vaak wel wat willen en kunnen doen. Het merendeel doet dat niet. Dat blijkt uit het feit dat de uitgaven voor de WMO de laatste jaren juist fors gestegen zijn, omdat er nu een vaste, lagere eigen bijdrage geldt voor iedereen. Die was daarvoor nog inkomensafhankelijk, waardoor mensen met een hoger inkomen geen beroep deden op de WMO. Dat doen ze nu wél, terwijl de indruk nog steeds is dat ze het gemakkelijk zelf kunnen bekostigen. “Wij hebben er recht op en daarom vragen we aan”, is dan weer het uitgangspunt.
De gemeenten hebben de minister tevergeefs gewaarschuwd voor deze effecten en waren tegen de invoering voor een lagere bijdrage voor iedereen. Den Haag besliste wederom anders, opnieuw zonder de gemeenten extra geld te geven. “Dat blijft het lastige van de uitvoering van de WMO en de Jeugdwet”, zeggen de wethouders Joop Wikkerink en Hans te Lindert. “Wij kunnen niet op alle onderdelen sturen.” Zo worden nog steeds jongeren met problemen doorverwezen naar een instelling voor professionele jeugdzorg zonder dat de gemeente hierin gekend wordt. “De helft van de jongeren wordt doorverwezen door de gemeente”, zegt Te Lindert. “De helft door anderen.” Terwijl samen met de gemeenten Oost Gelre en Winterswijk een ondersteuningsteam is opgesteld, waarbij huisartsen en onderwijs betrokken zijn, juist om problemen vroegtijdig te signaleren en aan te pakken zonder dat meteen wordt doorverwezen naar die jeugdzorginstellingen.
Persoonlijke aanpak
Voor de beide wethouders blijft het uitgangspunt dat wie werkelijk hulp nodig heeft, die altijd moet kunnen krijgen. “Sommige problemen zijn niet te voorkomen”, zegt Te Lindert. Iemand kan immers een ongeluk krijgen, waardoor opeens een rolstoel nodig is. Maar om te zorgen dat minder mensen gebruik gaan maken van WMO en Jeugdwet is sterk inzetten op preventie belangrijk. Daarbij spelen allerlei instellingen en verenigingen een rol, waar mensen laagdrempelig terecht kunnen voor sociale contacten, waarmee problemen al voorkomen kunnen worden. “Een persoonlijk plan voor iedereen die met een hulpvraag komt zou het mooiste zijn”, zegt wethouder Joop Wikkerink. Daarbij moet je niet alleen kijken naar de medische en psychische aspecten, maar ook naar de sociale. “Maar zover is het nog niet.” Intussen zal de gemeente Aalten toch moeten kijken naar hoe allerlei onderdelen van het sociaal domein kunnen worden versoberd en naar kostenbesparing door een andere manier van aanbesteden en inkoop. Goede samenwerking tussen alle betrokkenen is eveneens belangrijk. In het Transformatieplan worden vele mogelijkheden aangegeven hoe de kosten beperkt kunnen worden. Dat iedereen het met minder zal moeten doen is daarbij duidelijk. Nieuws
📰 Aalten Vooruit
📃 Bernhard Harfsterkamp
📷 Gemeente Aalten